|
|
|
Kankerremmende stoffen
die vooral in biologische voeding voorkomen
Salvestrolen behoren tot de
fytoalexinen, verbindingen die een plant maakt om zich te beschermen tegen
stressoren als bacteriën, schimmels, virussen en insecten. Salvestrolen zijn
bitter en komen in relevante hoeveelheden alleen voor in biologisch geteelde
groenten, fruit en kruiden. Gewassen die bespoten zijn met kunstmatige
antischimmelmiddelen bevatten nauwelijks salvestrolen. Het gewas hoeft dan
namelijk niet zelf antischimmelmiddelen aan te maken.
Salvestrolen hebben bij de mens een kankerremmende werking; tumorcellen sterven
af terwijl gezonde cellen ongemoeid blijven. Mensen die biologische producten
gebruiken zijn waarschijnlijk beter beschermd tegen allerlei vormen van kanker
dan mensen die kiezen voor producten uit de gangbare landbouw..
Bron en meer info: www.salvestrolen.nl
Resistente schimmel door de landbouw: patiënten sterven aan infectie
26-10-2011
Nog een reden om biologisch voedsel te eten.
Een schimmelinfectie in de
longen wordt behandeld met azolen. Maar door het veelvuldig gebuik van
azolen in de gangbare landbouw is er resistentie ontstaan, waardoor er
eens per week een patiënt overlijdt aan deze aandoening
Meer:
http://nos.nl/artikel/307463-meer-patienten-besmet-met-resistente-schimmels.html
Overgenomen van www.nu.nl 29-10-2007
Voedsel waarbij geen kunstmatige stoffen worden gebruikt is heel veel
gezonder.
Organisch geteelde groenten en fruit bevatten veel meer goede ingrediënten
dan bespoten exemplaren. Zoals veertig procent meer antioxidanten. Deze
stoffen zijn een belangrijk verdedigingsmechanisme tegen dodelijke
aandoeningen als kanker en hartziekten.
Volgens professor Carlo Leifert, de coördinator van het Europees
onderzoek, zijn de verschillen tussen organische en bewerkte groenten en
fruit niet zomaar groot, maar ontzettend groot. Hij zegt dat het eten van
organisch voedsel hetzelfde is als het eten van één extra portie groente
of fruit per dag.
Voor dit onderzoek teelden de wetenschappers groenten en fruit, waaronder
kool, sla, aardappelen en graan, op een eigen stuk grond. De helft werd
organisch geteeld en de andere helft op de traditionele manier. Hierna
werden ze vergeleken op verschillende factoren zoals de voedingswaarde.
Bijen en pesticiden
Imkers waarschuwen voor bijensterfte
Voedselvoorziening in gevaar
03-02-2009
De bijenpopulatie in Europa heeft het zwaar te verduren. Naar verwachting
overleeft 20 tot 40 procent van de beestjes deze winter niet. Dat zeiden imkers
uit verscheidene landen tegen het Europees Parlement en de Europese Commissie in
Straatsburg. Zij willen dat Europa scherpere regels opstelt rond de fabricage en
het gebruik van pesticiden. Normaal sterft slechts 10 tot 15 procent
van de bijenpopulatie in de winter.
De imkers zien de sterftegolf als een groot probleem, omdat zonder bijen bloemen
niet bevrucht raken, met als resultaat minder planten, groenten en fruit.
''We hebben het idee dat er weinig voor de bijen wordt gedaan, omdat de
economische belangen van de fabrikanten van bestrijdingsmiddelen veel sterker
wegen'', zei een Franse imker. Een van zijn collega's vergeleek het gevecht
tussen de imkers en de fabrikanten van bestrijdingsmiddelen met dat van David en
Goliath.
Bron: www.nu.nl
Prof. Walter Willett is voedselwetenschapper (Harvard University VS)
Prof. Colin Campbell is biochemicus (Cornell University VS)
Zij hebben veel onderzoek gedaan en erover gepubliceerd.
Hier hun bevindingen en meningen over melk en dierlijke producten in het
algemeen.
Bron: Tros radar 25-04-2005
Osteoporose (botontkalking)
Het staat vast dat het menselijk lichaam
calcium nodig heeft voor zijn botten. Volgens prof. Willet krijgen we daar
genoeg van binnen als we gezond leven, ook zonder zuivel. Groene groenten zijn
belangrijk. Een koe komt ook aan het calcium door het eten van groen gras.
In landen waar veel minder zuivel wordt
geconsumeerd, zoals China en Japan, komt osteoporose veel minder voor. In
Nederland heeft 12 op de 10.000 mensen een heupbreuk gehad. In Zweden is dit 20,
China 10 en Japan 9.
Prof. Campbell:
De inname van meer calcium wordt vaak geassocieerd met een hogere botdichtheid, en een
hogere botdichtheid met een verlaagd risico op
osteoporose. Maar dit klopt niet. Een hogere botdichtheid geeft in vele gevallen
inderdaad een goede prognose. Maar dit is niet het volledige verhaal. Als we het
er over hebben dat zuivel sterkere
botten creëert, hebben we het over meer calcium. Maar
het is ook zo dat zuivel veel proteïnen bevat. En de
proteïnen zorgen er weer voor dat calcium wordt afgebroken. Dus wat je aan de
ene kant wint, verlies je aan de andere kant.
Dierlijke proteïnen veroorzaken een stofwisselingsconditie, asidose genaamd,
waardoor zuren in ons lichaam en in onze weefsels worden aangemaakt. Alle proteïnen
hebben de neiging steeds een kleine hoeveelheid nieuwe zuren in onze weefsels
aan te maken. Ons lichaam probeert die zuren te
neutraliseren en de beste manier om dat te doen is door het calcium uit de
botten te verwijderen en te neutraliseren. Dan wordt het calcium grotendeels
afgevoerd via de urine en dat is een van de manieren waarop calcium uit de
botten onttrokken wordt wanneer we dierlijk voedsel, inclusief
zuivel, consumeren.
Tegelijkertijd gebeuren er ook veel andere dingen in ons lichaam
wanneer we melk drinken. Het lichaam heeft bij vrouwen de neiging het
oestrogeenniveau te verhogen, misschien bij mannen de mannelijke hormonen. Deze
verhoogde hormoonniveaus zijn niet goed voor ons en kunnen
borstkanker en mogelijk prostaatkanker veroorzaken (meer hierover in een van de
volgende alinea's). Ook verhoogt dit het risico
op osteoporose, doordat die hoge niveaus waaraan we gewend zijn plotseling bij de
overgang naar beneden gaan. Ons lichaam is niet gewend aan dergelijke
veranderingen.
Wij weten uit vele onderzoeken dat bijvoorbeeld de hogere inname van dierlijke
proteïnen de kans op botfracturen vergroot. Wij weten ook dat hoe hoger de
inname van calcium is, hoe hoger het risico op botfracturen. In vele landen
krijgen wij onze extra calcium en dierlijke proteïnen
binnen door de consumptie van zuivelproducten. Hoe hoger de consumptie van
zuivelproducten in de verschillende landen, hoe hoger het risico op osteoporose
en botbreuken. Hier hebben we veel gegevens over die volgens mij bijna niet
betwist worden. Maar er zijn nog steeds mensen die verkondigen dat men door
zuivel sterke botten krijgt of minder kans op osteoporose heeft. Daar is eenvoudigweg
geen bewijs voor, alleen als je er met een zeer beperkte visie naar kijkt en dat
is niet de goede manier om de gegevens te interpreteren. In die landen
waar de minste zuivel wordt geconsumeerd, komen de minste botfracturen voor.
Er zijn ook andere factoren die een rol
spelen bij osteoporose, zoals bijvoorbeeld een hoge inname van zout, mogelijk ook
te weinig blootstelling aan zon en het wordt zeker beïnvloed door fysieke
inspanning en fysieke belastingsoefeningen zoals we dat tegenwoordig noemen.
Osteoporose kan niet geheel opgehangen worden aan zuivelproducten, maar het
effect van zuivel op osteoporose is dat dit het risico altijd verhoogt.
Professor Willett onderzoekt al sinds 1976 de relatie tussen zuivel en osteoporose.
Hij zegt dat niet is gebleken dat veel melk drinken botbreuken voorkomt.
Professor Willett:
Bij een groot onderzoek van meer dan 100.000 vrouwen die in de verpleging zaten,
hebben we gekeken naar de consumptie van melk en naar een verband met een
toekomstig risico op botbreuken. We hebben bij de vrouwen die we jarenlang
hebben gevolgd geen bewijs gevonden dat botbreuken minder voorkwamen bij een
hogere zuivelconsumptie. Dit komt overeen met vele andere studies waarbij dit
vraagstuk ook werd bekeken. Vrouwen die meerdere glazen per dag dronken, liepen
niet een lager risico op een botbreuk dan vrouwen die bijna helemaal geen melk
dronken.
Onze bevindingen zijn consistent met vele andere onderzoeken die het verband
tussen melk en het risico op botbreuken hebben onderzocht. Er werd
consequent geen verband aangetoond. Natuurlijk is calcium een belangrijke
voedingsstof, die we nodig hebben. Maar het lijkt erop dat we genoeg binnen
krijgen middels ons normale dieet, uit kleine hoeveelheden zuivelproducten. We
hebben geen grote hoeveelheden zuivel nodig om het risico op botfracturen laag
te houden. Wat we wel vonden is dat regelmatige fysieke inspanning heel
belangrijk is om het risico op botfracturen te verkleinen. Wanneer je het risico
op een botbreuk wilt verlagen, is mijn advies: drink geen melk, maar neem de koe
mee uit wandelen.
Ik geloof dat de belangrijkste reden dat we geen verband konden vinden tussen
het risico op botbreuken en melkconsumptie was dat de meeste mensen genoeg
calcium binnen krijgen uit andere onderdelen in hun dieet. Wij zijn er wel
achter gekomen dat een hogere inname van vitamine d goed is, maar dat kunnen we
ook van de zon of natuurlijk van supplementen krijgen.
Alhoewel we opgegroeid zijn met het idee dat we grote hoeveelheden melk moeten
drinken om sterke botten te krijgen, wordt dat eenvoudigweg niet bevestigd door
langetermijn onderzoeken die wij en anderen hebben uitgevoerd.
Zuivel en hartkwalen
Zie voor een andere kijk op
cholesterol de pagina cholesterol-statines
op deze site
Professor Campbell verrichtte de zogeheten China Study,
een 20-jarige studie in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, genaamd
China-Cornell-Oxford Project. De conclusie was dat
mensen die een dierlijk- en eiwitrijk dieet volgen tot 17 keer meer
kans hebben op hartziektes dan mensen die hun voedingsstoffen halen uit vooral fruit en groenten.
Prof. Campbell:
Afgeroomde, magere melk bevat natuurlijk geen of heel
weinig vet, maar nog steeds dezelfde hoeveelheid proteïnen. En concluderend uit de informatie die ik ken, zijn
het eerder de dierlijke proteïnen die de cholesterolwaarden bepalen dan het
vet. Dus winnen we niets met het overstappen van het gebruik van volle melk naar
het gebruik van magere melk.
Men kan zeggen dat hart- en vaatziekten eigenlijk westerse ziekten zijn. Als we
kijken naar landen die weinig dierlijk voedsel consumeren of veel minder dan
hier, komen hart- en vaatziekten ook minder voor. Ook hebben ze veel lagere
cholesterolwaarden. In China bijvoorbeeld waren de gemiddelde cholesterolwaarden
zelfs verbazingwekkend laag. En ze bleken hoger te zijn in die regio’s waar meer
dierlijk voedsel geconsumeerd wordt. Wanneer cholesterolwaarden hoger worden,
steken hart- en vaatziekten de kop op. Hart- en vaatziekten komen bijna
niet voor in bepaalde delen van China, en in sommige gebieden zelfs helemaal
niet. We weten ook van Westerse onderzoeken dat wanneer de cholesterolwaarde
onder de 150 milligram per deciliter (mmol/l3.87) komt dat hart- en vaatziekten
zelden voorkomen en één manier om die waarden naar beneden te brengen is door
het eten van plantaardige voeding.
Zuivel en kanker
Professor Campbell:
Wanneer we melk drinken heeft ons lichaam bij vrouwen de neiging het
oestrogeenniveau te verhogen, misschien bij mannen de mannelijke hormonen. Deze
verhoogde hormoonniveaus zijn niet goed voor ons en kunnen
borstkanker en mogelijk prostaatkanker veroorzaken.
Wij weten van hartziekten dat de relatie tot voeding redelijk vergelijkbaar is
met de relatie tussen voeding en kanker.
De kankercijfers, net zoals de hart- en vaatziektecijfers,
zijn in Amerika vele malen hoger dan in Azië. We hebben in ons lichaam het zogeheten
eiwit IGF-1, de Insuline-like Growth Factor. Deze hebben wij nodig om ons
lichaam te laten groeien en te versterken. Wanneer we volgroeid zijn en daarna
nog steeds een overdadige hoeveelheid dierlijke eiwitten zoals bijvoorbeeld melk
binnenkrijgen, dan kan het IGF-1 nergens meer heen, want we zijn al volgroeid.
Het gevaar is dat deze stoffen zich dan vestigen aan kankercellen, waardoor de
kans op kanker vele malen groter wordt.
Het zijn de proteïnen in de melk die naar alle waarschijnlijkheid gerelateerd
kunnen worden aan de groei van het aantal gevallen van kanker. In ons
laboratorium, dat gefinancierd wordt door de ‘National Institute of Health’,
hebben we in de afgelopen 27 jaar ontdekt dat caseïne, de primaire proteïne in
koeienmelk, bij proefdieren het risico op bepaalde soorten kanker dramatisch
verhoogt. Het stimuleert de groei van kanker. En uit alles dat ik weet moet ik
zeggen dat caseïne, tenminste in onze proeven, de meest relevante en meest
prominente factor was bij het oplopen van het aantal gevallen van kanker. Ook
bij mensen hebben wij nu bewijzen gevonden dat dit waarschijnlijk klopt. Maar
hoewel we specifiek
met caseïne werken en we deze effecten waarnemen (en dit geldt niet voor proteïnen
uit planten) we ook denken dat het een universeel effect is van dierlijke proteïnen
in het algemeen. Dus, dierlijke proteïnen zijn carcinogeen en bevorderen kanker
en doen dit op vele manieren. Één manier waarop dit gebeurt is door de
productie van bepaalde groeihormonen te stimuleren, een ervan heet IGF1 (Insulin
like growth factor 1) de insulineachtige groeifactor 1. Dit hebben we in onze
proeven ook kunnen meten. Dus caseïne veroorzaakt de toename van deze
groeihormonen en dat stimuleert de groei van kanker.
Een beetje erg simpel gesteld: maar het hormoon gaat naar de cel en creëert
binnen de cel een soort nieuwe set van factoren om de groei te stimuleren. En
dat gebeurt op een nogal complexe wijze maar het belangrijke, zelfs het meest
belangrijke, hiervan is dat het gebeurt, dus de IGF1 stimuleert celdeling
oftewel de vermenigvuldiging van de cel.
Het is zo dat deze bewijzen uit onderzoek bij mensen aantonen dat hogere waarden
IGF samenhangen met bijvoorbeeld prostaatkanker en, bij sommige onderzoeken, met
borstkanker. Alleen al op basis van de fundamentele biologie denk ik te kunnen
stellen dat wij dit uiteindelijk in verschillende mate zullen kunnen concluderen
voor iedere soort kanker.
In landen waar melk gedronken wordt komt kanker meer voor. Bijvoorbeeld borstkanker. Natuurlijk komt borstkanker in verschillende
landen in verschillende mate voor. Er zijn landen waar borstkanker bijna niet
voorkomt zoals op het platteland van China en in andere landen komt het weer
veel voor zoals in Europa. Vooral ook in Nederland. We zien dus grote verschillen tussen het ene
en het andere land en deze verschillen kunnen verklaard worden door de
consumptie van dierlijke producten, waarvan de belangrijkste in veel landen
zuivelproducten zijn. Overigens is er in principe geen substantieel verschil
tussen zuivel en andere dierlijke producten. Zuivel is misschien in sommige
situaties zelfs belangrijker. Maar we hebben echt goede onderzoeksgegevens die
aantonen dat naarmate de inname van dierlijk voedsel of andere indicatoren van
dierlijke voeding en dus ook de consumptie van zuivel hoger is, hoe meer kanker
voorkomt. Hier hebben we heel veel informatie over.
Bij de experimentele onderzoeken naar darmkanker worden voornamelijk calciumvoedingssupplementen
gebruikt. In deze situatie lijkt het erop dat hierdoor de poliepen wordt
gereduceerd. En, dat klinkt goed. Het was daarom een redelijke aanname om te
veronderstellen dat voeding met een hoger calciumgehalte in verband gebracht zou
kunnen worden met het minder voorkomen van colorectale kanker. En, ik geloof ook
dat er een aantal studies is geweest waarin gesuggereerd wordt dat verhoogde
inname van zuivelproducten in verband kan worden gebracht met het minder
voorkomen van colorectale kanker. Maar wanneer we naar het grotere geheel kijken
over vele bevolkingsgroepen, van groepen die geen zuivelproducten eten tot
groepen die veel zuivel consumeren is de conclusie hoe hoger de consumptie van
zuivel hoe hoger de colorectale kanker statistiek. Dus wat voor informatie we
ook hebben ontleend uit deze beperkte onderzoeken wat betreft in de eerste
plaats calcium of zelfs koeienmelk, dit waren zeer beperkte studies en het is
evident dat deze onjuist zijn want binnen het groter geheel is de uitkomst heel
anders.
Bij vrouwen op het
platteland in China komt borstkanker veel minder voor, de
vruchtbaarheidsperiode is korter en het percentage oestrogeen in het bloed is
slechts 50 tot 60 procent van wat het bij westerse vrouwen is. Op het Chinese
platteland wordt de vruchtbare leeftijd bereikt bij 17 jaar. Hiertegenover staat
het westen waar de leeftijd ligt op 11 of 12 jaar. Op het platteland van China
bereikt de vrouw het einde van haar vruchtbare periode, de overgang, 3 of 4 jaar
eerder.
Je vraagt je dus af waarom de vruchtbaarheidsperiode voor vrouwen in het westen eerder begint. Dat is omdat
we ze heel veel melk en dierlijke producten geven. Hiermee stimuleren we in
werkelijkheid de groei. Dus belanden zij eerder in die periode van hun leven, de
hoeveelheid oestrogeen is hoger en dit vertaalt zich weer naar een hoger risico
op het krijgen van kanker.
Ik denk dat hetzelfde geldt voor het risico op prostaatkanker bij mannen.
Jongens worden snel lichamelijk volwassen en lopen vergelijkbare risico’s op
latere leeftijd. We hebben dus veel aanwijzingen en nu hebben we nog meer
rechtstreeks bewijs dat borstkanker, prostaatkanker en een aantal andere soorten
kanker hiermee te maken hebben.
Professor Willett:
Een tijdjlang heeft men gedacht dat het vet in de melk de oorzaak zou kunnen
zijn van het verhoogde risico op het krijgen van prostaatkanker, maar wij en ook
anderen, hebben hiernaar gekeken en wij zien dat de oorzaak niet bij het vet op
zich zit. Zelfs mensen die magere melk drinken tendeerden ook naar een hoger risico
op prostaatkanker.
Een ander verband tussen melkconsumptie en borstkanker is dat melk vele hormonen
bevat die de groei bespoedigen (en het zou kunnen zijn dat dat de reden is dat
Nederlandse vrouwen de langste in de wereld zijn). Maar die snelle groei
gedurende adolescentie lijkt een duidelijk verband te hebben met latere
risico’s op borstkanker. Er is bijvoorbeeld een groot onderzoeksproject gedaan
in Denemarken waarbij aangetoond werd dat er een sterk verband is tussen de
groeisnelheid van kinderen tussen de 10 en 14, en het risico dat
zij op latere leeftijd borstkanker krijgen. Het kan dus inderdaad waar zijn
dat die groeihormonen in de melk meehelpen het risico op borstkanker te
vergroten.
Lactose intolerantie
Het overgrote deel van de wereld (70 %) wordt trouwens ziek van het drinken van melk,
die mensen zijn lactose-intolerant. Dit betekent dat zij de melksuikers, de lactose,
niet goed kunnen verteren (moedermelk bevat ook lactose, maar baby's kunnen dat wel verteren).
Negentig procent van de Aziaten, zeventig procent van de Afrikanen en vijftig
procent van de Zuid-Amerikanen zijn lactose-intolerant. Tegen vijftien
procent van de blanken. En het is opvallend
dat als je stopt met melk drinken, je lichaam vanzelf lactose-intolerant wordt.
Prof. Campbell:
7 op de 10 mensen in de wereld zijn lactose-intolerant. Dat sterkt mij in mijn mening dat het niet de bedoeling is dat we
veel melk drinken. Mensen die niet gewend zijn om koemelk te
consumeren neigen naar lactose-intolerantie. Het is niet zo dat lactose-intolerantie een fatale ziekte is, maar het is een oncomfortabel
symptoom. Het is een indicatie dat er iets niet helemaal goed is, maar mensen die
gewend zijn om veel melk te consumeren raken er meer aan gewend.
Het lichaam kan dan de lactose afbreken, ons lichaam kan zich meestal aanpassen.
Maar als we dan een tijdje geen zuivelproducten meer hebben gebruikt, wordt ons
lichaam opnieuw intolerant. In de VS zijn vooral kleurlingen, mensen van
Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse komaf, lactose-intolerant. Zij zijn niet zo
gewend melk te drinken als blanken. In principe zegt dit ons dat er iets mis is
met melk. Het is een symptoom, een waarschuwing.
Ik heb het altijd vreemd gevonden dat van alle
diersoorten op onze planeet er maar één soort bestaat dat besloten heeft melk
te drinken na de zoogperiode. Menselijke moedermelk is perfect
voedsel, maar wij zijn als soort geneigd na de borstvoeding nog steeds melk te
drinken en, om het nog erger te maken, melk die van een andere
diersoort komt. Als je er goed over nadenkt is hier iets heel
onnatuurlijks aan.
Prof. Willett
Het feit dat de meerderheid van de mensen in de wereld geen melk kan drinken als
volwassene, zou ons moeten zeggen dat melk werkelijk geen essentieel onderdeel
van ons dieet uit zou moeten maken. Dit is een onnatuurlijk onderdeel van een
menselijk dieet en voornamelijk beperkt tot de Noord Europese landen waar de
melkproductie bijna essentieel was om de lange koude winters te overleven. Dat
was toen een goede overlevingsstrategie, maar alleen overleven om te kunnen
reproduceren is iets anders dan een lang en tot je 80ste gezond leven te leiden
wat tegenwoordig wel ons streven is.
Melk is
bedoeld voor een hele snelle groei van jonge zoogdieren en zit daarom vol met
essentiële voedingsmiddelen en groeihormonen. Het is belangrijk snel te groeien
op de leeftijd tussen de 1, 2 en misschien 3 jaar, maar daarna wordt over het
algemeen snel groeien in verband gebracht met een verhoogd risico op kanker,
vele soorten kanker. Het is niet natuurlijk dat mensen in grote
hoeveelheden melk drinken gedurende de tienerjaren en daarna.
Zuivel en groeisnelheid
Prof.
Campbell:
Wanneer jonge mensen een dieet consumeren met een hoog gehalte aan
zuivelproducten, vlees en andere dierlijke producten, in verhouding tot de hoeveelheid
plantaardige producten, wordt de groei gestimuleerd. We
groeien als kinderen sneller en sneller. Groeien, hebben we altijd gedacht, is
heel goed. Dat is niet zo. Bijvoorbeeld vrouwen bereiken dan eerder de
vruchtbare leeftijd, wat de kans op kanker doet toenemen (meer en uitleg in de
alinea over kanker).
Geringe consumptie zuivel geen probleem
Prof.
Willett:
Ik denk niet denk dat we
zuivelproducten volledig moeten verbannen uit ons dieet, het gaat echt om de
hoeveelheid. Als we bijvoorbeeld
kijken naar een aantal bevolkingsgroepen die het langste en het gezondste
geleefd heeft, waren dat de mensen in de landen aan de Middellandse Zee, toen men
nog leefde op de meer traditionele keuken zo’n 40 of 50 jaar geleden. Men
consumeerde in die periode wel zuivelproducten, maar in kleine hoeveelheden. Een
klein beetje kaas en yoghurt, maar zij dronken geen 3 of 4 glazen melk per dag.
|
|
|
|